Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1539

Datum uitspraak2007-07-02
Datum gepubliceerd2007-08-10
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersR200700334
Statusgepubliceerd


Indicatie

Omstandigheid dat appellant (mogelijk) via het oversluiten van zijn hypotheek zijn schuldeisers in een later stadium had kunnen voldoen is geen omstandigheid als bedoeld in artikel 15 lid 1 Fw die overschrijding van de termijn voor het doen van een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling rechtvaardigt. De ziekte van appellant en de fout gedateerde medische verklaring van de huisarts zijn omstandigheden die zich buiten de termijn van 14 dagen van artikel 3, lid 1 Fw hebben voorgedaan en dus niet bij de beoordeling zijn betrokken.


Uitspraak

MvO 2 juli 2007 Sector civiel recht Rekestnummer R200700334 Zaaknummer eerste aanleg 152890/FT-RK 07.9 GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH Arrest In de zaak in hoger beroep van: [X.], wonende te [woonplaats], appellant, hierna: [X.], procureur: mr. J.P.M. Mol. 1. Het geding in eerste aanleg Het hof verwijst naar de beschikking (lees: het vonnis) van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 26 maart 2007, waarvan de inhoud bij [X.] bekend is. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 3 april 2007, heeft [X.] het hof verzocht voormelde uitspraak te vernietigen en de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing te verklaren. 2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 juni 2007. Bij die gelegenheid is de advocaat van [X.], mr. J.P.M. Mol gehoord. [X.] is niet ter zitting verschenen in verband met een vakantie die hem en zijn vrouw is aangeboden. Daarnaast is de waarnemend curator mr. R.E. Koopman verschenen. 2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van: - de producties, overgelegd bij het beroepschrift; - het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 16 maart 2007; - de brief met bijlagen, van de waarnemend curator d.d. 12 juni 2007. 3. De gronden van het hoger beroep Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift. 4. De beoordeling 4.1. Bij vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 13 december 2006 is [X.], handelend onder de naam “Autopoetscentrale [Y.]”, in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. L.P.J.M. van Woensel tot curator. Op 22 december 2006 is door de procureur van [X.] in zijn verzetschrift tegen het vonnis van faillietverklaring meer subsidiair verzocht om [X.] toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. Op 2 januari 2007 heeft zijn procureur in het kader van de verzetprocedure aan de rechtbank medegedeeld dat [X.] slechts nog een beroep zal doen op de meer subsidiaire grond, omdat [X.] er niet in is geslaagd financiering te verkrijgen ten behoeve van zijn schuldeisers. 4.2.1. Bij uitspraak waarvan beroep is [X.] in zijn verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft dit als volgt gemotiveerd. Ingevolge artikel 15b, lid 1, Faillissementswet (Fw) kan de rechtbank op verzoek van gefailleerde diens faillissement opheffen onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling indien redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn als bedoeld in artikel 3, lid 1, Fw geen verzoekschrift tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend. Conform artikel 15b, lid 1, Fw is [X.] bij brief van 31 oktober 2006 in de gelegenheid gesteld een verzoek tot toepassing van de schuldsanering in te dienen. [X.] heeft niet gereageerd op deze brief, zodat de faillissementsaanvraag (buiten aanwezigheid van [X.]) is behandeld en het faillissement (op 13 december 2006) is uitgesproken. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat er voor [X.] redenen waren die hem verhinderden om binnen de in artikel 3, lid 1, Fw genoemde termijn een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen. Dat [X.] nagelaten heeft een verzoek tot toepassing van de schuldsanering in te dienen, omdat hij dacht het nog wel te kunnen redden, is naar het oordeel van de rechtbank geen goed argument. 4.2.2. De rechtbank is verder - ten overvloede - van oordeel dat - ook indien wordt toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag tot het van toepassing verklaren van de schuldsanering - het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling dient te worden afgewezen. 4.3. In het beroepschrift stelt [X.] dat de rechtbank hem ten onrechte niet -ontvankelijk heeft verklaard. De mededeling van [X.] dat hij dacht het wel te kunnen redden moet aldus begrepen worden, dat hij door het aangaan van een lening bij ANAC Hypotheken en Verzekeringen in staat zou zijn om zijn schuldeisers op korte termijn te voldoen. Een schuldsanering zou dan niet nodig zijn. ANAC had [X.] medegedeeld dat het plan om een geldlening aan te gaan in januari 2007 zou gaan lukken. [X.] had dit ter zitting op 13 december 2006 willen melden. Bij deze zitting kon hij evenwel wegens ziekte niet aanwezig zijn. [X.] ging ervan uit dat de zitting zou worden aangehouden nu hij een medische verklaring van zijn huisarts had overgelegd. Met deze verklaring werd door de rechtbank echter geen rekening gehouden, omdat de verklaring op een aanzienlijk eerdere datum was gedateerd. Uit een verklaring van de huisarts blijkt dat deze medische verklaring abusievelijk onjuist is gedateerd en dat deze gedateerd had moeten zijn op 12 december 2006 (productie 7 bij het beroepschrift). Gelet hierop kan volgens [X.] redelijkerwijs niet geoordeeld worden dat hij wegens hem toe te rekenen omstandigheden geen verzoekschrift binnen de termijn als bedoeld in artikel 3, lid 1, Fw heeft ingediend. Voor wat betreft de inhoudelijke beoordeling van het verzoek is [X.] van mening dat de rechtbank ten onrechte slechts is uitgegaan van het standpunt van de curator en ten onrechte geen acht heeft geslagen op hetgeen [X.] en zijn advocaat zowel in de stukken als ter terechtzitting daarover hebben gesteld. 4.4. Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht overweegt het hof als volgt. 4.4.1. Bij brief van 31 oktober 2006 is [X.] door de griffier van de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 1, Fw gewezen op de mogelijkheid om binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst een verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen. [X.] heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt er van uitgaande dat hij het faillissement nog af zou kunnen wenden door het sluiten van een lening bij ANAC-Hypotheken en Verzekeringen, waardoor hij zijn schuldeisers zou kunnen voldoen. Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden die rechtvaardigen dat de termijnoverschrijding niet aan [X.] kan worden toegerekend. [X.] heeft immers een welbewuste keuze gemaakt toen hij besloot niet op de brief van 31 oktober 2006 te reageren. Het hof beoordeelt de door [X.] aangedragen omstandigheid dat hij mogelijk zijn hypotheek via ANAC kon oversluiten in januari 2007 geen omstandigheid als hiervoor bedoeld. Daargelaten of de door ANAC geboden mogelijkheid een reële optie was om het faillissement af te wenden, stond deze mogelijkheid er niet aan in de weg voor [X.] om binnen de termijn van artikel 3, lid 1, Fw, een verzoek tot toelating tot de schuldsanering te doen. Andere feiten of omstandigheden die zich hebben voorgedaan binnen de bedoelde termijn van veertien dagen zijn gesteld noch gebleken. De ziekte van [X.] ten tijde van de faillissementszitting op 13 december 2006 en de door hem gestelde onjuiste datering van de brief van de huisarts hebben zich niet binnen die termijn afgespeeld en worden dan ook niet bij de beoordeling betrokken (vgl. HR 10 juni 2005, LJN AS 9036). De rechtbank heeft [X.] derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek d.d. 22 december 2006 om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling. 4.4.2. De overige grieven van [X.] behoeven geen bespreking meer. 4.4.3. Gelet op het hiervoor overwogene kan het hoger beroep niet tot een andere beslissing leiden, zodat de uitspraak waarvan beroep dient te worden bekrachtigd. 5. De uitspraak Het hof: bekrachtigt de uitspraak waarvan beroep. Dit arrest is gewezen door mrs. Smeenk - van der Weijden, Pellis en Everaars - Katerberg en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 2 juli 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.